Over honderd jaar wordt er een stadion naar hem vernoemd

Afgelopen zaterdag stond ik met nog een collega achter een kraam van de Supportersvereniging. Dit in het kader van Eurovoetbaltoernooi in samenwerking met de Junior Club en FC Groningen. Wij verkochten daar de mooie poster van Arjen Robben, die ambassadeur is geworden van de Supportersvereniging. Het was druk en de poster was gewild. Velen kwamen langs de kraam en bemachtigden die poster.


Een jongen van een jaar of twaalf keek ook erg geïnteresseerd naar de poster. Hij had een shirt aan van FC Groningen, liep op gympies, keek verlegen omlaag en had een rugzak op zijn schouder hangen. “Wat kost die, meneer?” vroeg hij. “Drie euro” zei ik. Hij keek niet op en bleef staren naar de poster. Een beetje onevenwichtig liep hij weg. Keek nog eens om en liep door.

Drukte alom bij de kraam, maar heel af en toe kwam die jongen weer kijken. Hij keek alleen maar naar die poster. Hij dacht na. En liep weer weg. Zo kwam hij maar steeds weer, vroeg verder niks en keek. Soms stond hij alleen, soms keek hij even om de mensen heen die voor hem stonden.

Een uur later kwam hij weer. Hij ging op één knie op de grond zitten en liet zijn rugzak van zijn schouder glijden. De mensen liepen om hem heen, maar hij keek niet op of om. Alles kwam uit zijn rugzak en werd op de grond gelegd. Nog steeds keek hij niet op. Als laatste kwam er een boterhamzakje tevoorschijn. Hij stak zijn hand erin en haalde daar kleingeld uit. Dat werd verspreid op de grond. Hij telde het. Hij telde het voor de zekerheid nog een keer en nog een keer, zonder maar één keer op te kijken.

Opeens keek hij recht vooruit. Hij zag alleen maar benen die langs hem heen liepen. Maar hij dacht na. Je zag het aan hem. Hij was in conflict met zichzelf. Toen een kleine knik, hij was eruit. De uitgespreide spullen gingen weer in de tas. Hield stevig zijn geld vast in de ene hand en gooide weer zijn rugzak met de andere hand over zijn schouder.

Zonder op te kijken en nog steeds starend naar de poster vroeg hij: “Die kost toch drie euro?” “Ja” zei ik. Hij opende zijn hand, keek naar zijn geld, telde het nog eens een keer en zei: “Is goed.” Hij legde het kleingeld op de tafel. Ik rolde de poster op. Gaf hem een extra poster van Luciano, een setje spelerskaarten en een sjaal. Gewoon omdat hij zo puur was, zo echt. Deze jongen is over tachtig jaar nog supporter van FC Groningen, sterker: als deze jongen er over honderd jaar niet meer is, wordt het volgende stadion van FC Groningen naar hem vernoemd.

Hij keek ons aan, een kleine twinkeling in de ogen, zei verder niks en ging weg.

John Schurer,
Voorzitter Supportersvereniging FC Groningen