Een gewiekst boefje: grote mond, klein hartje

In de media is Hans Nijland tijdens zijn langdurige algemeen directeurschap op allerlei, verschillende manieren afgeschilderd. Van tweedehands autoverkoper, kleine dictator tot ‘het beste wat FC Groningen ooit overkomen is’. Iemand die hem gedurende zijn hele periode bij de club op de voet volgde, is Wim Masker, journalist van de Groninger Gezinsbode. Zijn wekelijkse stukjes over de FC zijn verplichte kost voor iedereen die de groen-witten zo goed mogelijk wil doorgronden. Een man van de nuance, rake analyses en daardoor de uitgelezen persoon om de jaren van Nijland bij de FC langs de meetlat te leggen. ‘Hij geeft nooit op. Ik vergelijk hem altijd met zo’n badeendje. Dat komt altijd weer bovendrijven.’

Tekst: Machiel Akkerman

Op een prachtige, zonovergoten dag in het Noorderplantsoen schuift Masker aan om de periode-Nijland bij de FC te doorlopen en beschouwen. ‘Hans kwam in 1996 bij de club als commercieel manager en trad al heel snel toe tot de directie’, steekt de Groningen-watcher van wal. ‘Zonder enige ervaring in het betaald voetbal, dus dat was best een gok voor de club. En hij kwam in woelige tijden terecht, sportief en financieel ging het al een tijdje niet goed.’

‘Begin 1997 had ik een interviewafspraak met de toenmalige trainer Hans Westerhof. Ik kwam op de club en liep Nijland tegen het lijf. Ik vertelde hem dat ik een afspraak had met zijn trainer, waarop hij zei: ‘Die hebben we net ontslagen!’ Een jaar later vloog Westerhofs opvolger Wim Rijsbergen er ook alweer uit. Nee, Hans kende zeker geen makkelijke start. Zoals de selectie aan het begin van dit seizoen te veel jonge spelers telde, waren er toen veel te veel oudere spelers.’

Hans Nijland in 1996 als directeur van FC Groningen.

Masker lepelt moeiteloos de namen van die tijd op. ‘Harris Huizingh, Mariano Bombarda, Erwin Koeman op zijn retour, Raymond Atteveld, Romano Sion, Magno Mocelin. Geen verkeerde spelers, maar op de één of andere manier was er geen balans. In het tweede jaar onder verantwoordelijkheid van Nijland zijn ze dan ook gedegradeerd. De redding van de club was dat er indertijd veel talenten doorbraken, zoals Paul Matthijs, Sander van Gessel, Kurt Elshot, Joost Broerse en Ivar van Dinteren. De laatste twee kwamen overigens van FC Utrecht. Met al die talenten is de club na twee jaar teruggekomen in de Eredivisie. Dit was noodzakelijk, want de inkomsten in de Eerste- of Eredivisie, dat is een wereld van verschil.’

Voor de leeuwen
Bij een club in verval moest Nijland zijn weg vinden in het betaalde voetbal. ‘Hij werd meteen voor de leeuwen gegooid’, vervolgt Masker. ‘Ik kan niet genoeg benadrukken hoe zwaar de functie van algemeen directeur van een betaald voetbalorganisatie is. Je hebt met zoveel dingen te maken: media, supporters, sponsors, lokale driehoek, zaakwaarnemers, makelaars. Iedereen heeft een mening over je en er is bijna altijd kritiek. En kritiek trekt Hans zich erg aan. Helemaal als die in zijn ogen ten onrechte is.’

Hans is een hele emotionele, soms opportunistische man die altijd het beste wil voor de club

Wim Masker over Hans Nijland

‘Als ik een kritisch stukje schrijf of een onwelgevallige kritische opmerking plaats in een radioprogramma, heb ik hem vaak meteen aan de lijn hangen. Met wederzijds respect komen we er dan altijd uit, want je kunt zeggen van hem wat je wilt: hij loopt voor niemand weg en weet met zijn humor uiteindelijk altijd de plooien weer glad te strijken. Hij beseft ook als geen ander dat je elkaar toch altijd weer tegenkomt. Dan is het maar beter om normaal met elkaar om te gaan. Hans is een hele emotionele, soms opportunistische man die altijd het beste wil voor de club. Wat ik erg in hem waardeer is dat hij juist na een nederlaag naar het supportershome gaat. Dan toon je karakter, want iedereen kan de polonaise lopen als je wint.’

Enthousiasme, humor en zelfspot
Nijland is volgens Masker in het persoonlijke contact een hele aardige man die met enthousiasme, humor en vooral ook zelfspot voor een prettige sfeer zorgt. ‘Hans kan met iedereen praten, ‘levellen’, zoals dat zo mooi heet. Of het nu de burgemeester is, een directeur van een kunstinstelling, de supporters van de Z-side of de spelers van Kids United.’

‘Ik ken geen directeur in het betaalde voetbal die zo benaderbaar is. Hij heeft de gave om iedereen het gevoel te geven gehoord te worden, maar wel altijd met het belang van FC Groningen in zijn achterhoofd. Hij beheerst het hele scala aan emoties: van huizenhoge euforie na een mooie overwinning tot het zitten in zak en as na een zeperd. Zijn belangrijkste kracht is denk ik toch wel de tomeloze energie die hij in zijn werk kan leggen. Echt, onderschat zijn functie niet. Je moet zeven dagen per week met die club bezig zijn. Je kunt zomaar ’s nachts een telefoontje krijgen over een aanstaande deal of een speler die uit de bocht gevlogen is, ik noem maar wat.’

Hij heeft niet voor niets van zijn cardioloog te horen gekregen dat hij het rustiger aan moest doen, het wel en wee van de club gaat hem letterlijk aan het hart

Wim Masker over Hans Nijland

‘Ik volg de FC op de voet, woon het perspraatje van de hoofdtrainer bij, zie de wedstrijden van de jeugd en het eerste elftal en schrijf mijn stukjes. Verder ga ik over tot de orde van dag. Maar Hans is altijd met die club bezig, hè. Áltijd! Ik geef het je te doen, want je ligt ook nog eens onder een enorm vergrootglas. Hans maakt zich ook echt zorgen om de club als het minder gaat. Hij heeft niet voor niets van zijn cardioloog te horen gekregen dat hij het rustiger aan moest doen. Het wel en wee van de club gaat hem letterlijk aan het hart.’

Nuance
Masker blijft genuanceerd in zijn analyse. ‘Zoals ieder mens heeft ook Hans – ik zal nu wel weer een telefoontje krijgen, haha! – zijn goede en mindere kanten. Uit emotie kon en kan hij in de media weleens dingen zeggen, waarvan ik meteen dacht: Hans, het is niet handig om dit er zo uit te gooien. Ook voor het personeel op de club is hij zeker niet altijd makkelijk geweest. Keihard soms, hij kan iemand verbaal in de hoek zetten. Een vaatje buskruit, maar altijd bereid om weer tot een vergelijk te komen.’

Hans Nijland en Robbert Klaver.

‘Ik vind ook dat je een onderscheid moet maken tussen de Hans Nijland in groepsverband en tijdens interviews of gewone één-op-ééngesprekken. Dan hoor je geen grootspraak, maar is hij eerder ingetogen, genuanceerd en soms zelfs somber, al noemt hij dat dan zelf liever realistisch. Twee verschillende persoonlijkheden lijken het dan te zijn. Ook heeft hij de gave van het woord. Als Hans in topvorm is, kan hij als een conferencier geweldige lezingen houden. Iedereen hangt dan aan zijn lippen en je ziet overal mensen met een glimlach om de mond. Dan is hij echt in zijn element, want Hans geniet ervan een positieve sfeer teweeg te brengen.’

Kritische noot
Over het transferbeleid onder de algemeen directeur is Masker kritisch. ‘Natuurlijk springen meteen de pareltjes zoals Doan, Tadic en Suarez in het oog. Niks op af te dingen, geweldig gedaan. Maar ik vind dat er op dat vlak ook heel veel spelers zijn binnengehaald die niets aan de club hebben toegevoegd. Hans werkte zich vooral in zijn eerste jaren dan ook nog vaak in een moeilijk parket door enorme lofzangen op nieuwe spelers af te steken, waardoor de verwachtingen veel te hoog gespannen waren. Ik heb het dan bijvoorbeeld over Matías Cahais – voor wie Real Madrid ook belangstelling zou hebben gehad – nooit meer iets van gehoord. Maar ook de karakterloze Nicklas Pedersen of Oluwafemi Ajilore.’

‘Ik weet nog dat ik de Nigeriaan op de Olympische Spelen drie wedstrijden zag spelen en dacht: hoe kunnen ze hier in hemelsnaam 3,3 miljoen voor hebben betaald? Drie ton vond ik al veel. Ook Morten Nordstrand en Thomas Enevoldsen, net als Pedersen en Ajilore uit de Deense competitie opgehaald, vielen tegen. Harde werkers die niet veel hebben toegevoegd. Ik snap ook wel, het is heel moeilijk om de juiste spelers te vinden en contracteren. Maar door de hoge verwachtingen die mede door Hans geschept werden, was de teleurstelling bij de supporters des te groter als het tegenviel. Dat is een constatering, geen veroordeling, want het zit nu eenmaal in zijn bloed om het zo te doen. Altijd de koopman die de waarheid kleurig op kan poetsen.’

Ga maar eens tegenover een type als Mino Raiola zitten, die jou het bloed onder de nagels probeert vandaan te halen. Nijland kan dat

Wim Masker over Hans Nijland

‘Hij kan ook enorm genieten van het onderhandelingsspel, daar komen zoveel facetten bij kijken. Als hij een deal moest maken, kwamen al zijn kwaliteiten aan de oppervlakte. Hij wist, in combinatie met andere mensen van FC Groningen, de andere partij zo te bespelen dat ze uiteindelijk toch overstag gingen en het gevoel kregen dat zij ook goed uit de deal waren gekomen. En waarschijnlijk was dat vaak ook zo, haha! Voor dat onderhandelen moet je ook echt streetwise zijn. Ga maar eens tegenover een type als Mino Raiola (bekende, brutale zaakwaarnemer red.) zitten die jou het bloed onder de nagels probeert vandaan te halen. Nijland kan dat. Dat is een kwaliteit, ik zou het absoluut niet kunnen.’

Stabiele drie-eenheid
Jarenlang vormde Nijland op directieniveau een stabiele drie-eenheid met Erik Mulder (financieel directeur) en Henk Veldmate als technische man. Hier kwam het stabiele hoofdtrainersschap van Ron Jans bij. In deze periode werd bovendien de Euroborg in gebruik genomen. Het vliegwiel voor de ontwikkeling van de club. ‘Onmiskenbaar heeft het nieuwe stadion de FC opgestuwd in de vaart der volkeren’, zegt Masker die genietend van het weer aan zijn koffie nipt.

‘Dat was ook typisch iets waar Hans zijn ziel en zaligheid in kon leggen. Zo heeft hij altijd naar uitdagingen gezocht en daarbij de lat altijd hoog gelegd. Dat vind ik heel goed aan hem: aanpakken en afrekenen met de toch wel vaak Groningse scepsis. Na de oplevering van de Euroborg hebben we nog de uitbreiding van het stadion gezien, hij heeft nu het Topsportzorgcentrum gerealiseerd. Hij moet steeds nieuwe doelen hebben.’

Hans Nijland viert de bekerwinst in 2015 met Hans Hateboer.

Kritiek komt aan
Zoals eerder gememoreerd kan kritiek hem hard raken. ‘Het doet hem echt pijn als hij ziet dat het bij clubs als NAC Breda en FC Twente wel vol zit, terwijl daar echt wanbeleid is gevoerd en veel minder voetbal wordt gespeeld. Die groene kuipjes waren ooit een prachtig idee en passen geweldig in het stadion, maar als ze leeg blijven valt dat wel heel erg op. Bij tv-registraties en ook als je zelf in het stadion bent. De lege kuipjes, maar ook de overtrokken commentaren ‘dat het stadion leeg is’ storen hem, maar bijna alle clubs met een nieuw stadion krijgen daar vroeg of laat mee te maken. In het begin wil iedereen er een keer geweest zijn, maar als het nieuwtje eraf is, lopen de toeschouwersaantallen vaak terug. Zeker als het spel en de resultaten tegenvallen. FC Groningen begon ook nog eens met een geweldige ongeslagen reeks. Daar wilde iedereen bij horen. Nu moet je creatief zijn om, zoals Nijland zegt, ‘de hut weer vol te spelen’.’

Regie
Masker denkt dat het goed is dat Nijland nu stopt. ‘Ook omdat zijn gezondheid er echt onder begon te lijden. Het zijn tropenjaren geweest. Hij heeft de regie altijd strak in handen gehad. Nu er nog een paar mooie transfers aan zitten te komen, vindt hij het geweldig om de club financieel goed achter te laten voor zijn opvolgers. Dan is de cirkel echt rond. Van een club in de financiële en sportieve brand naar een stabiele subtopper. Daar zou hij ruim twintig jaar geleden meteen voor getekend hebben, denk ik.’

Ik heb Hans wel eens met een badeend vergeleken: die gaat kopje onder, maar komt altijd weer boven

Wim Masker over Hans Nijland

‘Als ik hem over deze periode een rapportcijfer mag geven, is het een dikke acht. En dan toch graag de nadruk op die acht ‘pluspunten’ en niet op de twee die ‘ontbreken’. Ik denk niet dat er snel weer een algemeen directeur komt die zo verweven is met FC Groningen. Nijland zal de komende jaren in de herinnering ook alleen maar beter worden. Dat heeft hij afgedwongen. Let maar eens op bij de eerste ‘storm’ voor de nieuwe directeur Wouter Gudde. Dan zal men al snel verzuchten: ‘Hadden we Hans Nijland nog maar.’ Ook al omdat hij tegenslag altijd terugvocht. Ik heb hem wel eens met een badeend vergeleken. Die gaat kopje onder, maar komt altijd weer boven.’